Onder deze titel schreef ik een column over Zeeland en de Zeeuwen in het economisch magazine van de Nederlands-Duitse Handelskamer, nummer 4 editie 2014.
Als geboren Bredase kwam ik in mijn jeugd -de zestiger en zeventiger jaren- naar Zeeland. Het werd een rondgang langs Sluis, Oostburg, Westkapelle, Domburg, Vlissingen en Middelburg om precies te zijn, een enkele keer onderbroken door een korte tussenpoos in Brabant. Dat heb je met ondernemende ouders, die zich in het Zeeuwse avontuur stortten voor een mooie toekomst aan zee en die van zandhazen waterlanders wilden worden.
Maar, gewend aan de Brabantse gemoedelijkheid viel het heus niet altijd mee om te wennen aan dat trotse stugge volkje achter dijk en duin. Andersom waren wij op onze beurt natuurlijk net zo goed vreemde buitenstaanders voor hen. Toch hebben we elkaar van lieverlee omarmd en zijn we net zo stevig geworteld in de Zeeuwse klei als de echte Zeeuw. Maar hoe is hij nou eigenlijk, die echte Zeeuw? Een kijkje door de ogen van een oorspronkelijke buitenstaander…
Je leest het column hier.